Acheulische cultuur - Acheuleen-werktuigen

De werktuigen van de Homo Ergaster, de Homo Erectus, de Homo Antecessor en de Heidelbergmens behoren tot het Acheulien of Acheuleen-type (genoemd naar de plaats St.Acheul, Picardie, Noord-Frankrijk) Het belangrijkste kenmerk van dit type werktuig is dat de steen aan twee kanten werd aangescherpt (bifaciaal) tot een soort discusachtig voorwerp.

Het type volgt op de oudst bekende werktuigen van het eenvoudiger Oldovan-type, waarvan de oudste 2,5 miljoen jaar oud zijn en gemaakt werden door de Homo Habilis. Pas 50.000 jaar geleden werd het Acheuleen-type opgevolgd door het Mousterien-type.

Acheuleen-werktuigen werden omstreeks 1,6 miljoen jaar ontwikkeld in Afrika. Omstreeks 800.000 jaar geleden verscheen het voor het eerst in Oost-Azië (Youjiang-vallei, Zuid-China). Pas omstreeks 500.000 jaar geleden verschenen deze werktuigen in Europa (Boxgrove, Engeland) dat toen bewoond werd door de Heidelbergmens of Mens van Tautavel.

De erkenning in 1859 (toevallig ook het publicatiejaar van Darwins' On the Origin of Species) dat de stokoude, maar fraai gevormde druppelvormige Acheuleen werktuigen met een scherpe rand, leidde tot wat wetenschapshistoricus Robert N. Proctor de Prehistorische Revolutie noemt: de erkenning dat ook de mens een lang verleden heeft.  Maar wat waren die stenen eigenlijk? Lange tijd werden ze gezien als bijlen waarvan de steel verloren is gegaan (passend bij het primitieve beeld van de "bosmens", aldus Proctor). Maar nooit zijn sporen van zo'n bevestiging van zo'n steel gevonden.

Al in de 19e eeuw werd geopperd dat het "vuistbijlen" waren, slag- en snijwapens die die in de hand werden gehouden. Maar de onhandige snijrand rondom (die het ding moeilijk hanteerbaar maken) en het feit dat niet veel "vuistbijlen" zijn gevonden met slijtsporen op die rand, maken die interpretatie ook niet erg waarschijnlijk. Volgens een recente theorie werden ze uitsluitend gemaakt als imponeergedrag ten opzichte van vrouwen: "kijk eens wat ik kan!" Neuroloog William Calvin beweert dat het een soort prehistorische "killerfrisbees" waren, waarmee men op prooidieren jaagde, maar hij houdt ook de mogelijkheid open dat het in werkelijkheid slechts restproducten waren van een proces om dunne flakes van de steen af te slaan.