Australopithecus Africanus






Tussen ± 3,5 en 2,5 miljoen jaar geleden ontwikkelden zich uit de eerste Australopithecinen, waartoe o.a. de Australopithecus Anamensis en Australopithecus Afarensis(Lucy) behoorden de Australopithecus Africanus. De Australopithecus Africanus had meer gemeen met apen dan met zijn mogelijke voorouder: de Australopithecus Afarensis(Lucy). Daarom denken sommige paleontologen dat de primitievere Africanus zich niet uit de Afarensis heeft ontwikkeld, maar dat beide soorten eenzelfde gemeenschappelijke voorouder hebben gehad.

Naast de Australopithecus Africanus leefde de Vroege Homo Habilis, die zich eerder (ca. 4 miljoen jaar geleden) uit de eerste Australopithecinen(Anamensis, Afarensis) had ontwikkeld en de Kenyanthropus Platyops, een wat latere afsplitsing van de vroege Australopithecinen (ca. 3,5 miljoen jaar geleden). De Australopithecus Africanus of zuidelijke mensaap van Afrika, zo genoemd door Raymond Dart, professor in de anatomie in Johannesburg, had meer gemeen met apen dan met zijn mogelijke voorouder: de Australopithecus Afarensis. Daarom denken sommige paleontologen dat de primitievere Africanus zich niet uit de Afarensis heeft ontwikkeld, maar dat beide soorten eenzelfde gemeenschappelijke voorouder hebben gehad, waarschijnlijk ook dezelfde voorouder van de Homo Hablis.

De Australopithecus Africanus kon weliswaar lopen op twee benen, maar was veel beter dan de eerste Australopithecinen (Australopithecus Anamensis en Australopithecus Afarensis)  aangepast aan het leven in de bomen. Dit houdt mogelijk verband met het feit dat in de tijd van de Africanus de grote open vlakten in Oost-Afrika langzaam plaats maakten voor bossen.

De Australopithecus Africanus was iets groter dan de huidige chimpansee en had ook iets grotere hersenen. Voor zover bekend gebruikte hij geen werktuigen.

  Aanvankelijk werd  aangenomen dat de Africanus een vegetarische bosbewoner was die zich voedde met vlezige vruchten en bladeren. Maar uit onderzoek is gebleken dat slechts een kwart tot de helft van hun voedsel afkomstig was van savanneplanten en de rest bestond uit dierlijk voedsel.

Omdat deze mensachtigen zonder gereedschappen waarschijnlijk amper in staat waren tot jacht op grotere dieren, aten zij o.a. het aas van grotere roofdieren. Mogelijk is het eten van energierijk vlees voorafgegaan aan de groei van de hersenen en het gebruik van stenen werktuigen. Om dit aas te kunnen bemachtigen, moest de Africanus natuurlijk wel zijn veilige territorium in de bomen verlaten en zich wagen op de vlakten. Chimpansees doen zoiets niet. Mogelijk is dus in deze zucht naar beter eten het begin te vinden van de menselijke flexibiliteit en bereidheid tot verkenning.

De schedel van de Australopithecus Africanus zag er weliswaar aapachtig uit, maar toonde toch duidelijke verschillen met die van een huidige mensaap. Het gezicht steekt minder vooruit en de wenkbrauwbogen ontbreken.

In vergelijking met die van een gorilla is de schedel van de Africanus opvallend rond van vorm. De lengte van de hersenkas is bijna even lang als die van een volwassen gorilla, maar de Africanus was een stuk kleiner (± 1.50 m.). Ook de tanden en kiezen wijken af van die van de mensapen.
  Vanaf ca. 2,5 miljoen jaar geleden leefde naast de Australoptithecus Africanus naast een sterk aan hem verwante soort: de Homo Habilis.

Op sommige plaatsen, zoals in de omgeving van het Turkanameer, hebben Australopithecinen lange tijd geleefd naast hun verre verwanten: de Homo Habilis.  Zij hadden waarschijnlijk weinig last van elkaar, want zij hadden verschillende voorkeuren wat de woonplaats en de omgeving betreft.  De Australopithecinen waren in grote aantallen te vinden langs de oevers van de rivieren. 's Nachts sliepen ze waarschijnlijk in de kruinen van de bomen, waar ze veilig waren voor de roofdieren. De Homo Habilis leefde langs de oever van het meer in primitieve schuilplaatsen van stenen, takken en bladeren.

Tussen de Africanus en Homo Habilis bestond duidelijk verwantschap: beide soorten liepen op hun onderste ledematen ofschoon de Australopithecinen wel langere armen hadden. Beide groepen bezaten waarschijnlijk huidpigmenten als bescherming tegen de tropische zonnestralen en ook waren ze wellicht nogal behaard. In lichaamslengte waren er tussen de Habilis en Africanus ook niet zulke grote verschillen. De grootste leden van beide groepen waren niet groter dan een jonge teenager van tegenwoordig, waarbij moet worden aangemerkt dat bij de Australopithecinen nogal wat variatie in grootte aanwezig was; alleen al tussen de mannen en de vrouwen.
Tot hiertoe echter houden de overeenkomsten tussen beide soorten op. De sterke schedels met de kammen en de kaken van de Australopithecinen vormden een grote tegenstelling met de rondere schedels en het langere en smallere gezicht van de Homo Habilis. De Africanus had goed ontwikkelde armspieren, maar de armen van de Homo Habilis waren heel wat minder slungelig en zijn handen waren sierlijker dan die van de Africanus. Maar het belangrijkste verschil tussen beide mensensoorten was wel dat de Habilis beschikte over een veel sterker ontwikkeld denk- en leervermogen.