inleiding

Aan de randen van de bossen tussen de woestijn en de moerassen van het Nijldal zwerven circa -8000  jagers rond, die leven van de jacht op dieren en vogels. Van de volkeren uit het deltagebied leren zij vee te houden (geiten, schapen), het zaaien en oogsten van graan, het malen van koren en het maken van kaas en boter.

In het 6e millennium voor Christus slagen de bewoners van het Boven-Nijldal erin de Nijl te temmen. Langs de bedding ontstaan akkertjes, omringd door dijken. De bossen worden gerooid en de moerassen worden drooggelegd. Uit het Nijldelta-gebied wordt de ploeg ingevoerd, evenals het gebruik van de os als trekdier.  Door graanveredeling worden een betere kwaliteit graan en door bevloeiïng worden hogere landbouwopbrengsten verkregen. Er ontstaat handel en een begin van nijverheid.  De landbouwers en veetelers worden gerekend tot de Badari-cultuur (circa -5500 tot -3800).

In de Nijldelta vestigen zich mogelijk aan het eind 6e millennium niet-Afrikaanse boeren en veetelers, mogelijk afkomstig uit Kanaän of Syrië en Palestina. Via de Sinaï onderhouden zij een levendig handelsverkeer met omliggende streken.

Circa -5000 wonen in het Boven Nijldal Afrikaanse landbouwers en veetelers van de Badari-cultuur (ca.-5500 tot -3800). Rond -5000 trekken bewoners uit het Sahara-gebied, gedwongen door droogte, naar het zuidelijke deel van het dal van de Nijl en vestigen zich langs de oevers als jagers en vissers..

In het 4e millennium voor Christus ontwikkelt zich een behoorlijke specialisatie (o.a. pottenbakken en geweven linnen stoffen). De sociale verschillen nemen toe. Bassins en kanalen worden aangelegd voor een complex irrigatiesysteem. Er wordt handel gedreven met ver afgelegen gebieden (zeilschepen). De eerste monumentale gebouwen verrijzen en er ontstaat een dodencultus.  ±-3500 vestigen zich vreemde volkeren uit het oosten in het Nijldal, mogelijk op de vlucht voor de oprukkende woestijn. Deze "Dienaren van Horus", onderwerpen de bevolking in de zuidelijke Nijldelta. en stichten verschillende stadsstaten, waar onder Hiërkonpolis (stad van de valk). Door de oprukkende woestijn verlaten veel bewoners hun dorpen en trekken naar de dorpen en steden langs de Nijl. Tussen ±-3300 en ±-3050 (dynastie 0) ontstaat er een centraal gezag, dat gepaard gaat met industriële productie, monumentale architectuur (graven, tempels) en het hiëroglyfenschrift ontstaat.  ±-3150 breekt er strijd uit tussen de Valk-Koningen van het Boven-Nijldal en de Riet-Koningen van het Beneden-Nijldal, die in ±-3050 eindigt met de overwinning van Narmer (Menes).