De Pre-dynastieke periode (Naqada)
De Pre-dynastieke periode van Egypte kan ingedeeld worden in vier cultuurfasen, die vernoemd zijn naar de belangrijkste
vindplaatsen van deze culturen:
De vroege pre-dynastieke culturen die her en der door Egypte verspreid waren, zoals Merimde in ca.-4700 en Badari
in ca.-4500. Slechts resten van de begraafplaatsen van deze culturen zijn bewaard gebleven, van de nederzettingen
zelf is niets gevonden.
Naqada I staat ook wel bekend als de Amratische periode. Ze vangt aan in ca.-4000 en gaat in ca.-3500 over in Naqada II.
Zoals de eerdere culturen is Naqada I vooral een lokale dorpscultuur waar weinig sporen te vinden zijn van sociale
stratificatie (verschillen in sociale status die tot uitdrukking gebracht kunnen worden in verschillende grafgiften).
Tijdens deze periode zijn er geen sporen die wijzen op contacten met het buitenland.
Naqada II staat ook wel bekend als de de Gerzeïsche periode (ca.-3500 tot -3300). Deze periode vormt een keerpunt
in de Egyptische prehistorie. Tijdens deze periode zijn er contacten met het buitenland en de cultuur verspreidde
zich over het gehele Nijldal tot in de Delta. Er is eveneens sprake van sociale stratifacatie en ontwikkeling van
belangrijke bevolkingscentra, zoals Hierakonpolis, Koptos, Abydos en Naqada. Het proces van verspreiding leidt
uiteindelijk tot centralisatie en het begin van staatsorganisatie in Egypte, waardoor het land uiteindelijk verenigd
werd onder één heerser. Tijdens Naqada II wijzen motieven in kunst en architectuur op contacten met Mesopotamië. Het
Egyptische schrift zou ontstaan kunnen zijn als reactie op contacten met dit gebied, maar is zeker niet afgeleid van
schriftsystemen uit Mesopotamië, aangezien de twee radicaal verschillen.
Naqada III, ook wel Dynastie 0 genoemd (ca.-3300 tot -3032). Al tijdens deze periode, dus voor de officiële vereniging
van Boven- en Beneden-Egypte tijdens de 1e Dynastie, regeren koningen die de beide landsdelen bestuurden. Het idee van
twee pre-dynastieke koninkrijken lijkt een idealisatie van het latere centraal staande dualisme in de Egyptische ideologie
en lijkt niet op historische feiten te berusten. Uit de archeologische feiten kan geconcludeerd worden dat er voor de
rijksvereniging diverse culturen naast elkaar bestonden en dat deze gradueel verenigd werden totdat één heerser controle
over het gehele gebied had. De heersers van Naqada II hadden het koninklijke serech-embleem en werden begraven in het
koninklijke grafveld te Umm el-Qaab (Abydos). De reliefs op monumentale paletten en knotskoppen die toebehoorden aan de
laatste predynastieke heersers, zoals Narmer, lijken overwinningen op plaatsen in de Delta vast te leggen, evenals rituele
en agrarische gebeurtenissen.