Het leengoed Roderlo
Het kasteel Ruurlo komt in 1326 voor onder de naam Roderlo. Het kasteel komt in bezit van graaf Reinald I van Gelre.
De "hoff te Roderlo" wordt van de graaf in leen gehouden door Steven I van Roderlo.
Ruurlo is geen belangrijk goed, er wordt geen lage of hoge rechtspraak gehouden.
Er rusten wel enkele andere heerlijke rechten op zoals jachtrechten, tienden en tijnsen, molenrecht,
recht van eendenkooi en duiventil. Ook heeft Ruurlo recht van verschrijving, waardoor de bewoner recht
heeft op een plaats in de Ridderschap van het kwartier van Zutphen.
In de leenakten wordt Ruurlo een heerlijkheid genoemd. Behoudens het ontbreken van rechtspraak voldoet Ruurlo
min of meer aan deze benaming.
Oorsprong als jachtslot
De naam is afgeleid van gerooid bos (lo), zodat vermoed kan worden dat het huis oorspronkelijk in het bos is gebouwd.
Strategisch gezien is dit vanwege het uitzicht niet handig, zodat de stichting niet van militaire aard zal zijn.
Twee gegevens, bouwplaats en jachtrechten, leiden tot een alternatieve ontstaansgeschiedenis.
Het is heel goed mogelijk dat kasteel Ruurlo zijn oorsprong aan de jacht heeft te danken. De jachtrechten van Ruurlo
beperken zich tot de Ruurloosche Broek (ook wel 's-Heerenbroek of Zieuwent geheten).
Dit gebied ligt tussen Ruurlo, Groenlo, Lichtenvoorde en Zelhem.
Ook het heraldische wapen van de heren van Ruurlo wijst in de richting van de jacht. De beschrijving luidt:
"Van goud, beladen met een springende windhond van sabel, gehalssband van goud".
Middeleeuwse fundamenten
Ondanks zijn imposante voorkomen heden ten dage, komt het kasteel er in de literatuur bekaaid van af.
Hoe het kasteel er in de dagen van Steven van Roderlo uitziet is niet overgeleverd.
Het oudste deel dat aan de buitenkant te zien is, is de zware zuidwestelijke toren. Het muurwerk van deze toren
stamt uit de zestiende eeuw. Of de fundamenten van deze toren ook het oudst zijn valt te bezien.
De kelders bevatten nog altijd middeleeuws muurwerk. Analoog aan kasteel Hackfort kan de eerste bouwvorm best
verscholen gaan in de huidige fundamenten. Er zijn geen dateringen bekend, zodat onzekerheid over de eerste
verschijningsvorm blijft voortbestaan.
Na de Middeleeuwen veranderd het kasteel drastisch van uiterlijk.
Cloeck-van Roderlo/Spaen Holthuisen/van Heeckeren
De familie Cloeck is begin 15e Eeuw door een huwelijk met de familie van Roderlo
verbonden.
In 1420 trouwt Willem van Roderlo met Margriet Cloeck.
Het familiewapen dat later door de familie Cloeck zou worden gevoerd is dan nog het
wapen van de familie van Roderlo.
Met drie huwelijken is de familie Cloeck verbonden aan het huis van Heeckeren, één
van de oudste geslachten van Nederland.
In 1470 trouwt Cracht Cloeck met Belia van Meeckeren. In 1552 Cracht Cloeck
met Hillie van Meeckeren en in 1598 trouwt Assuerus Cloeck met Adriana van Heeckeren.
Steven I van Roderlo, 1326-1330
De eerste "Van Ruurlo" die in de bronnen met de
achternaam Ruurlo voorkomt is Becelinus de Ritherlo, die omstreeks 1130 in diverse
(vervalste) oorkondes genoemd wordt. De eerste die in verband met kasteel Ruurlo
wordt genoemd is Steven I van Roderlo. Hij heeft in 1326 de "hoff te Roderlo ende
alle sin guet, dat hi daer heft" in leen van Reinald I. Over Steven I's familie
is weinig bekend. Mogelijk heeft hij een zoon die ook Steven (II) heet. Vermoedelijk
is Steven I niemand minder dan Steven I van Wisch (†1329). Ruurlo is dan mogelijk
de huwelijksgift die zijn echtgenote Jutte heeft meegekregen. Jutta is een dochter
van Hendrik III van Borculo, zodat in deze aanname Ruurlo een afsplitsing is van
de heerlijkheid Borculo. Een aantrekkelijke hypothese, die vooralsnog alleen steunt
op een overeenkomst in namen en jaartallen. Onmogelijk is de gestelde aanname niet.
Van Steven I van Wisch is bekend dat hij een gelijknamige zoon heeft. Deze volgt
hem dan in Ruurlo in 1329 op,
Steven II van Roderlo, 1329-1337
Als een van de jongste zonen van Steven I en Jutte zal Steven II van Roderlo rond 1290 of nog later zijn geboren. Hij zal zijn vader niet lang overleven, want hij is waarschijnlijk voor 1337 overleden. Mogelijk is deze Steven II de eerste heer van Ruurlo en ontloopt hij geschreven bronnen door zijn korte optreden in de historie. In deze hypothese krijgt hij zijn moeders huwelijksgift mee als erfdeel. Na de vroegtijdige dood van Steven II is zijn vermoedelijke zoon Steven (III) mogelijk nog minderjarig en treedt Steven II's broer of zwager Lambert op als voogd.
Lambert van Roderlo (voogd), 1337-1355
Lambert komt in de bronnen niet voor als heer van Ruurlo, maar in 1355 transporteert zijn dochter Jutte (mogelijk vernoemd naar Jutte van Borculo), samen met haar man Ingram Spaen van Holthuisen, het huis te Ruurlo aan Steven III. Een verklaring kan zijn dat Lambert in of voor 1355 is overleden, zodat Steven III nu zijn rechten opeist. Later zal blijken dat de Ruurlose rechten over meerdere families zijn verspreid
Steven III van Roderlo, 1355-1402
Vanaf 1355 is Steven III heer van Ruurlo.
Hij is misschien een zoon van Steven II, maar andere relaties zijn ook mogelijk.
Steven III heeft mogelijk een zoon die Hendrik heet, maar zeker is dit allerminst.
Meer voor de hand ligt dat de familie Van Ruurlo met Steven III is uitgestorven.
Opvallend is dat na Steven III's dood Ruurlo alsnog (of opnieuw) in de familie
Spaen van Holthuisen komt, want in 1402 wordt Roelof Spaen van Holthuisen, een zoon van Ingram en
Jutte met Ruurlo beleend. Mogelijk is Hendrik aan deze familie verwant en draagt
hij via hen rechten op Ruurlo.
Roelof Spaen van Holthuisen, 1402-1404
Roelof Spaen van Holthuisen, zoon van Ingram Spaen van Holthuisen, wordt in 1402 met het kasteel Ruurlo beleend en is de opvolger van Steven III van Roderlo. Roelof is voor 1383 getrouwd met Bertha van Ampsen, dochter van Hendrik van Ampsen en Ermgard van Dorth. In 1375 komt hij voor bij de Zutphense Landvredebrief. Roelof is niet voor lang heer van Ruurlo, want hij overlijdt mogelijk al voor 1405 zonder nageslacht achter te laten. Na hem worden zijn nicht Elsabé en Hendrik van Heekeren met Ruurlo beleend. Bertha van Ampsen, weduwe van Roelof Spaen van Holthuisen, hertrouwt voor 1412 met Jacob I van Heekeren. Zij krijgt het vruchtgebruik van Ruurlo. De weduwe en haar nieuwe echtgenote blijven vervolgens in Huis Ruurlo wonen, want in 1417 stuurt de stad Zutphen een bode naar Jacob I in Ruurlo.
Hendrik van Heekeren, 1404-1420
Hendrik van Heekeren is een zoon van Hendrick van Heekeren, een zwager, van Ingram Spaen van Holthuisen.
Hendrik volgt als heer van Ruurlo, Roelof Spaen van Holthuisen op. Een jaar na de belening van Hendrik wordt ook Elsabé van Heekeren met Ruurlo beleend. Elsabé (Elisabeth) is een zuster van Hendrik, Hendrik laat geen kinderen na.
Brant van Roderlo, 1420-1424
Brant (Berend) van Roderlo is een
zoon van Steven III van Roderlo. Hij volgt Hendrik van Heekere in 1420 op als (gedeeltelijk) heer van Ruurlo.
Van Brant is één kind bekend, Willem van Roderlo, die met Margriet Cloeck trouwt. Hoogstwaarschijnlijk verkoopt hij na 1424 zijn rechten aan Jacob I van Heekeren.
Jacob I van Heeckeren, 1424-1440
Over de afkomst van Jacob I van Heeckeren bestaan veel vermoedens, maar weinig zekerheden. In ieder geval wordt hij erkend als de stamvader van de nog bestaande familie. Hij trouwt de eerste keer met Bertha van Ampsen (†1428) en een tweede keer met Elisabeth van Keppel genaamd Oolde. Uit dit tweede huwelijk stamt zijn zoon Evert (I). Jacob I is in 1418 aanwezig bij het verbond tussen de Gelderse ridderschap en de steden, evenals bij de vernieuwing hiervan in 1434. Op 14 mei 1420 koopt Jacob I van Heekeren gedeeltelijke rechten op Ruurlo van Johan van Heekeren tot Wissink en zijn zoon Hendrik. Hoe deze laatste aan deze rechten komt in onduidelijk. Hij noemt zich "oldeste manbuert en recht erfghename" van zijn neef Roelof Spaen van Holthuisen. In 1424 vernieuwen Brant, Jacob I en Mechteld van Herner, wiens zuster is getrouwd met Gerrit Palick Spaen van Camphuysen, hun leeneed. Aanleiding is mogelijk het overlijden van Elsabé Spaen van Holthuisen. Dit is de laatste keer dat verschillende families bij het vernieuwen van een leeneed voor Ruurlo zijn betrokken. Vanaf 1424 wordt alleen de familie Van Heekeren in verband met Ruurlo genoemd. Hoogst waarschijnlijk heeft Jacob I van Heekeren alle rechthebbenden uitgekocht. Mechteld van Herner heeft in ieder geval in 1425 afstand van haar recht op Ruurlo ten faveure van Jacob I. Jacob I is voor 1440 overleden, want in dat jaar wordt zijn zoon Evert I met Ruurlo beleend.
Evert I van Heekeren, 1440-150?
In 1440 volgt Evert I zijn vader op. Hij is dan nog minderjarig, want zijn oom Evert van Heekeren genaamd Oolde legt de eed voor hem af. Evert I trouwt op 3 augustus 1458 met Eylarda van Metelen, vrouwe van Nettelhorst, bij wie hij twee zonen verwekt: Jacob (II) en Evert. Evert I is naast heer van Ruurlo door Gijsbert V van Bronckhorst aangesteld als drost en richter van Borculo. In 1492 wordt hij vrijgesteld van een borg ten behoeve van Jacob van Hackfort. In 1465, 1473 en 1484 vernieuwt Evert I zijn leeneed voor Ruurlo. Evert I is een aanhanger van hertog Adolf van Gelre, maar ziet zich in 1481 genoodzaakt Maximiliaan I als opperheer te erkennen. Bij een notaris laat hij samen met andere Adolf gezinde edelen vastleggen zijn hij zijn eed van trouw voor Maximiliaan I onder dwang heeft afgelegd. Het is niet verwonderlijk dat hij in 1499 tot de eersten behoort die Karel van Gelre als hertog erkennen. Evert I overlijdt tussen 1505 en 1509. Zijn zoon Jacob II volgt hem op.
Jacob II van Heekeren, 150?-1509
Jacob II volgt zijn vader tussen 1505 en 1509 op als heer van Ruurlo en Nettelhorst. Al is het goed mogelijk dat Jacob II nog voor zijn vader overlijdt. Zijn vader heeft een zeer respectabele leeftijd bereikt, zodat voor Jacob II hoe dan ook weinig tijd als heer van Ruurlo kan doorbrengen. Er is geen tijd om Jacob II met Ruurlo en Nettelhorst te belenen, want hij overlijdt al in 1509. Jacob II trouwt op 22 maart 1507 met Aleid van Keppel. Het paar krijgt een zoon, die zij Evert (II) noemen.
Evert II van Heekeren, 1509-1562
Evert II wordt in 1509 als zuigeling beleend met Ruurlo en Nettelhorst. Hierbij treedt zijn oom Dirk van Keppel als hulder op. In 1532 legt Evert II zelf de eed af. Evert II trouwt voor 1534 met Agnes (†1566), dochter van Berend van Hackfort en Margaretha van Egmond. Zij krijgen dertien kinderen, waarvan Margaretha, Mechteld, Jacob (III), Evert (III), Catharina en Joost bij naam bekend zijn. Oude genealogieën wijzen het paar vierentwintig kinderen toe en Evert II vijfentwintig bastaarden! Met deze nieuwe generatie worden de Middeleeuwen verlaten. Evert II weet zich bijzonder goed aan het strijdgewoel om hem heen te onttrekken. Hij bekommert zich blijkbaar meer om het verwekken van nageslacht. Ook al is hij de schoonzoon van de bekende legeraanvoerder Berend van Hackfort, Evert II komt nauwelijks in de bronnen voor. In 1538 behoort Evert II wel tot de bezegelaars van het erfverdrag van Gelre. In 1544 zweert Evert II zijn nieuwe leenheer Karel V trouw en in 1556 nogmaals ten overstaande van Philips II. In 1558/9 doen Evert II en Agnes afstand van hun recht op de Schuilenburg ten faveure van Philips II. Vlak voor zijn dood wordt Evert II door Philips II aangesteld als opvolger van als stadhouder en richter van de lenen van Gelre en Zutphen. In 1552 regelt Evert II bij testament dat na zijn dood zijn oudste zoon Ruurlo zal krijgen en zijn jongste Nettelhorst. Nog voor zijn dood draagt hij op 18 maart 1557 huis Nettelhorst over aan zijn jongste zoon, Evert III. De oudste zoon, Jacob III, krijgt Ruurlo pas na zijn dood in 1562. Tot 1978 zal de familie Van Heekeren huis Ruurlo in hun bezit houden.