Willem Kloeke (1852-1934)

door Ph. Bloemhoff-de Bruijn,

Willem Kloeke werd in Zwolle geboren op 24 juni 1852 als zoon van Arnoldus Kloeke, boekbinder van beroep, en Geesje Schurink, die een kruidenierswinkel dreef. Hij overleed in Haarlem op 5 november 1934.
Willem Kloeke bracht zijn jeugd door in de stad Zwolle. Zijn moeder had een kruidenierswinkel vlak naast de Sassenpoort. In Zwolse mijmeringen van C.M. van Hille-Gaerthé wordt nog melding gemaakt van deze winkel, maar dan is zij inmiddels overgenomen door Arnold en Mina Kloeke, Willems broer en zuster. Van Willems vader is bekend dat hij liever boeken las dan dat hij ze inbond.
Willem bezocht vanaf 1866 de Normaalschool — een opleiding tot onderwijzer — in Zwolle. Per 1 januari 1871 kreeg hij een benoeming in Hattem. Vandaar vertrok hij nog datzelfde jaar naar Zeist. Hij gaf er les tot begin 1874. Daarop volgden de standplaatsen Arnhem (tot augustus 1874) en Dokkum. In 1876 werd hij benoemd tot hoofd van de openbare school in Weidum. Nadien was hij nog hoofd in Vreeswijk (1880-1882) en Schagen (1882-1893) en tenslotte vestigde hij zich in Haarlem, waar hij in 1893 tot "hoofd eener openbare school voor ULO" werd benoemd. Dat bleef hij tot zijn pensionering op 1 februari 1921. In de jaren daarna gaf hij als gastdocent regelmatig lessen aan lycea, gymnasia en seminaria, niet alleen in Nederland maar ook in België en Frankrijk, waar hij poogde bij de leerlingen interesse te wekken voor ons land en volk.
Willem Kloeke was onderwijzer in hart en nieren. In augustus 1934, dus kort voor zijn dood, heeft hij nog in een vier pagina's tellend drukwerkje enkele van zijn ideeën betreffende het onderwijs op papier gezet. Hij zegt daarin grote waarde te hechten aan het opvoeden van de leerlingen en steeds een vijand te zijn geweest van schoolrapporten, "wijl daardoor bij de ouders de liefde voor hunne kinderen verdreven wordt en vervangen door voor de opvoeding zoo gevaarlijke ijdelheid."
Naast zijn pedagogische werkzaamheden hield Willem Kloeke zich in zijn vrije uren bezig met het vervaardigen van kaarten en atlassen. Zo maakte hij een geologische kaart van Noord-Holland en verscheen onder zijn naam de Schoolatlas der Geheele Aarde (Zwolle, 1901). Eerder had hij de tweede druk verzorgd van J. Kuypers Atlas van Nederland (Haarlem, z.j.). Hij bestudeerde de waterstaatstoestand van West-Friesland en hield daarover voordrachten. Artikelen van zijn hand op aardrijkskundig gebied verschenen in de Oprechte Haarlemsche Courant in de jaren 1921 en 1922.
Kloekes betekenis voor Overijssel ligt evenwel op een ander gebied, namelijk het wekken van belangstelling voor het schrijven in het eigen dialect. Waarschijnlijk deels vanuit een gevoel van nostalgie, maar ongetwijfeld ook vanuit zijn belangstelling voor de taal waarmee hij was opgegroeid, ging Willem Kloeke op latere leeftijd (ongeveer vanaf 1910) verhalen in het Zwolse dialect schrijven over het leven in het Zwolle van zijn jongensjaren. Hij deed dat onder het pseudoniem 'Willem', en wel in de Driemaandelijkse Bladen, een tijdschrift dat nog steeds bestaat, en momenteel het orgaan is van het Nedersaksisch Instituut der Rijksuniversiteit Groningen. In het begin van deze eeuw werd het uitgegeven door de Vereeniging tot onderzoek van Taal en Volksleven vooral in het Oosten van Nederland. Willem Kloeke was vanaf 1909 lid van die vereniging.
Hij was overigens niet de enige die in de Driemaandelijkse Bladen over het negentiende-eeuwse Zwolle publiceerde. In 1908 verscheen van de hand van 'Een Oud-Muzijkmeester' "Un prêutien over Zwolle van veur vieftug joar." Daarop reageerde prof. G. Kalff, eveneens in het dialect van Zwolle (jg. 9, 1909, 15-18) en volgden stukken van anderen over het Zwolle van vroeger.
De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant nam diverse artikelen uit de Driemaandelijkse Bladen over, wat in die krant ook weer voor reacties zorgde. In feite werd door het 'prêutien' van de 'Oud-Muzijkmeester' een stroom van artikelen op gang gebracht, waarvan ook Willem Kloeke er een aantal voor zijn rekening nam.
Jaren later, en wel in de Zwolsche Courant van 9 april 1925, publiceerde 'Willem' nog een belangwekkend artikel in en over het Zwols, dat als volgt aanvangt: "De tael, die 'k 't eerste eb eleerd was chien Ollans, maer Zwols, de tael van miej moeder, van miej vaeder en van zoo wat alle mensen, die 'k in de eerste joeuren van miej léven te zien en te euren krege. Is 't dan wonder da-'k die tael graeg in eere olie? 'k Wonnc now al meer dan fieftig joeur in 'n eel andere oek van 't land, maer 't Zwols bin 'k toch nog lange niet vergeten en doeur bin 'k bliej umme, want 't is toch zo'n ekfetieve mooie tael; 't ef zokke mooie, zachte klanken; jö, 't is miej vaeke of't selde vertelseltien in 't Zwols mooier is as in 't Ollans."
Even verderop in het artikel gaat de schoolmeester weer spreken. De Zwolse kinderen die voor het eerst naar school gaan, worden niet goed opgevangen: aan hun Zwols wordt voorbijgegaan, ze moeten direct het 'deftige' Hollands verstaan. Een Zwolse schooljuffrouw zou eigenlijk drie talen moeten kennen: het Zwols, het Hollands voor kleine kinderen en het Hollands voor grote mensen.
Willem Kloeke moet over een zeer goed ontwikkeld taalgevoel hebben beschikt. Zo kon hij altijd onmiddellijk aan iemands uitspraak horen, waar hij of zij vandaan kwam. In de familie Kloeke is daarover nog een anekdote bekend. Ik laat hier het verhaal volgen zoals één van zijn kleinzoons het mij vertelde: "Grootvader had de eigenaardige gewoonte om wanneer hij in de trein zat, de knop van zijn wandelstok om de hals van de persoon tegenover hem te slaan, hem of haar wat naar zich toe te trekken, en dan te zeggen: 'Zal ik U eens vertellen waar U vandaan komt?' En dan raadde hij — uiteraard — meestal goed. Op een keer vroeg een reiziger die naast zo'n 'slachtoffer' zat: 'Maar kunt U nu ook zeggen waar ik vandaan kom?' Na enig nadenken zei grootvader: 'Ik aarzel tussen Leeuwarden en Blokzijl.' Waarop de reiziger verrast reageerde: 'Hoe is het mogelijk! Ik ben geboren in Leeuwarden en opgegroeid in Blokzijl!'"
Uiteindelijk werden de verhalen die Willem Kloeke in het Zwolse dialect schreef, in 1931 door Thieme uitgegeven onder de titel Zwolsche Sketsies, waarmee een voor Zwolle en omstreken belangwekkend boek op de markt werd gebracht.
Nadat dit boek was verschenen, heeft de auteur de teksten nog verbeterd en aangevuld, waarschijnlijk met het oog op een tweede druk. Maar daar is het tijdens zijn leven niet meer van gekomen.
Willem Kloeke huwde in 1878 met Antje Johannes Postma. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren, waaronder Gesinus Gerardus, de latere hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde, met name bekend door zijn onderzoekingen op het gebied van de Oostnederlandse dialecten.

bron Overijsselse biografieën